Montenegro - Budva – Bar - Virpazar – Podgorica – Bar – Ulcinj- Albanië

23 oktober 2014 - Virpazar, Montenegro

BUDVA – BAR - VIZPASAR – PODGORICA – BAR – ULCINJ (MONTENEGRO)


Uitgerust en met een duidelijke routebeschrijving naar het busstation nemen we zonder al te veel problemen afscheid van Budva. Op weg naar Podgorica, om via een alternatieve grensovergang Albanië te bereken (Hani I Totit – slecht idee).

BAR

We bereiken via een vrije lange, vrij mooie bustocht langs de ruw uitgehakte Montegrijnse kuststreek – rotsen, slingerwegen, en zelfs sneeuw op de bergen,  langs Sutomore – Bar. Bar, een onooglijk plaatsje met een karig, deprimerend, grauw busstation. De wind die van de besneeuwde rotsen omlaag rolde was koud. Een Russin bij ons in het busje was voornemens de bergen in te trekken.  Beren, misschien. De eenvoudige Montegrijnse jongedame in het spartaans ingerichte informatiehok – ijzeren schaftkeek, piepende deur – wist ons in redelijk Engels de weg naar het treinstation te wijzen. De vraag wat twee mensen met rugtassen in deze tijd in vredesnaam in Bar te zoeken hebben bleef moeilijk onder het bureaublad. We waren op doorreis.

Het station. Het station was al even guur en afgeleefd. Twee vrouwen in een kiosk met speelgoed (plastic Tyranissaurus Rex, brandweerauto’s en tractors), kranten, nootjes probeerden ons op vervelend hardnekkige wijze een taxirit naar waar dan ook aan te smeren. Een tien minuten voordat de opmerkelijk hypermoderne trein vertrok ging het loket open. Dat schijnt de gewoonte te zijn. Een stoffige mevrouw met stoffige haardracht en bruin-beslagen bril verkocht ons twee tickets.

VIRPAZAR

Een half uur later stappen we uit op Virpazar. Nog meer dan in Bar voelden we ons verloren. Geen mens te bekennen. Geen wegwijzers. Mensen die zien dat we niets hier hebben te zoeken kijken vanuit hun tuinen en vanachter hun roestige hekken ons aan – gieters en bruine tuinpakken. Neemt niet weg dat we hier wel degelijk iets te zoeken hadden: SKADARSKA JEZERO – oftewel, het Shokdra meer, dat gedeelt wordt door Montenegro en Albanië.

Een oude auto stopt en een oude man vraagt ons waarheen: VIZPASAR, dat een vijf minuten rijden verderop ligt. Blijkbaar. Hij biedt ons aan: een GRATIS LIFT. In de auto ligt een kleine stapel visitekaartjes van een of ander restauranthotel. Dat van zijn zoon. Die zoon trekt ons bij aankomst bijna uit de auto om ons een boottochtje aan te bieden. Op het meer. Tot bijna tranens toe zakt de prijs en zakt de prijs. Wat doet een toerist anders in het niemands-gat Vizpasar dan om het meer te bezoeken? Uiteindelijk breekt onze weerstand en worden we met nog een stel toeristen in een boot gedrukt. Kort: het meer was bijzonder mooi maar de boottocht, zoals dat vaak het geval is met boottochtjes, bijzonder saai. En bijzonder lang. Een half kasteel met kraaien op een eiland. Na anderhalf uur natuurschoon stortte onze spanningsboog in, onder zacht gekreun en zacht gegaap. Er stond bovendien een straffe wind.

Virpazar is verder een aangenaam landelijk dorp met één of twee restaurants en een oude brug van steen. (Opmerkelijk rendez-vous met de taxichauffeur uit Cetinje, die dit keer stukken meer ontspannen achter zijn stuur zit. Geen regenachtige bergen en twee meter zicht.)

Wel, we moesten door naar Podgorica, en daarvoor moesten we een trein halen. Dat was nog bijna gelukt ook, ware het niet dat de desinteresse van de twee ingehuurde tiener-bootsmannen ons tijdschema fataal werd. Er was meer één oplossing, en dat was de volgende trein nemen. Dat duurde helaas lang. Heel lang. Een half uur, een uur. Geen mens die het wist. Uiteindelijk kwam de trein, en na een  wonderschone rit langs het meer kwamen we aan in Podgorica. En dan in één brandende streep door naar Albanië. Dachten we.

PODGORICA

Naar Albanië? Met de bus? Nee, dat ging niet. Grenspost was dicht, of zo. Blijkbaar. Weinig begrip, weinig uitleg. Oplossing? Met de bus dezelfde weg terug naar bar, dan naar Ulcinj en hopelijk dan ’s avonds nog een bus naar Shokdra.

Wat zagen we van Podgorica? Rokende mannen in een snacktent, waar we zelf middenin zaten. We moesten eten. Trage bedieners. Dronken man in het toilet (het was vier uur in de middag). Verveelde mensen met grote tassen op doorreis. Bruine jassen. Flets gekleurde appartementen. Goedkope friet, slappe friet.

We namen de bus terug. Volstrekt tegen onze eigen wil en plannen in. Het was dus geen leuke busrit. De schemering maakte de stemming er niet beter op. Uiteindelijk zijn we terug in Bar. Terug bij af.

Ondanks de vooravond nemen we zonder twijfel de bus naar Ulcinj, om in ieder geval niet te hoeven kiezen voor een zoektocht naar een slaapkamer in Bar. De reis van Bar naar Ulcinj, een grens-nederzetting met een grote populatie Albanezen, duurde een flink uur. Bij aankomst was het geheel donker. We zagen: een donker busterminal, oranje uitgelicht door weinig straatlantaarns. Vies-gele reclameborden. In ieder geval één iemand die ons vertelde dat er geen bus was naar Shokdra (tegenvaller). Een zwarte mercedestaxi met een rokende man in leren jas. Uitgelicht onder het oranje licht van een straatlantaarn. Ons ticket van 35 euro naar Shkodra.

Niet zonder twijfel stappen we in de mercedes. De man spreekt redelijk engels. Een albanese radiozender is onze eerste hoorbare kennismaking met de Albanese taal. Shqip. De weg naar de grensovergang is op zijn zachts gezegd, opmerkelijk. De weg slingert, kronkelt en is vrijwel geheel onverlicht. Voorts rijdt de vriendelijke chauffeur onverantwoord hard. De grensovergang verloopt moeiteloos. We zijn in Albanië.